Cijfers rondom armoede
Mensen zijn arm wanneer ze gedurende langere tijd niet de middelen hebben voor de goederen en voorzieningen die in hun samenleving als minimaal noodzakelijk gelden. Dit is de definitie van armoede die het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) hanteert. Van verschillende groepen is al langer bekend dat zij een risico lopen om in armoede te raken of te blijven. Dat zijn bijvoorbeeld eenoudergezinnen met minderjarige kinderen en niet-westerse migranten. Buiten het feit dat deze gezinnen extra begeleid en beschermd moeten worden, is het ook belangrijk dat hun kinderen extra aandacht krijgen.
Kinderen die opgroeien in armoede
Ongeveer één op de negen kinderen in Nederland (dat zijn er 420.000) leeft onder de armoedegrens, van wie 131.000 al vier jaar of langer. Een verrassend hoog aantal in een rijk en welvarend land als Nederland. Deze getallen zijn helemaal confronterend als je je beseft dat achter elk getal een kind schuilgaat.
De grenzen die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in 2019 hanteerde voor een laag inkomen zijn (in netto bedragen per maand):
€ 1.060 voor een alleenstaande
€ 1.600 voor een eenoudergezin met twee minderjarige kinderen
€ 1.460 voor een stel
€ 2.000 voor een stel met twee minderjarige kinderen
- Met name huishoudens waarvan de hoofdkostwinner een bijstandsuitkering, een arbeidsongeschiktheids- of werkloosheidsuitkering krijgt, lopen risico op armoede.
- Huishoudens met een niet-westerse afkomst lopen een groter risico op armoede dan Nederlandse huishoudens.
- Meer dan een kwart van de huishoudens met een Marokkaanse migratieachtergrond leeft in armoede.
- Uit de CBS-cijfers blijkt verder dat het merendeel van de vluchtelingenhuishoudens een bijstandsuitkering krijgt.
- Met name huishoudens die een Syrische of Eritrese kostwinner hebben, lopen een hoog risico op armoede.
Deze kinderen hebben vooral met armoede te maken:
- Kinderen met een alleenstaande moeder
- Kinderen uit gezinnen met een niet-westerse achtergrond en de nieuwe EU-lidstaten: Van de grootste niet-westerse groepen hebben gezinnen van Marokkaanse afkomst het vaakst een laag inkomen (bijna 30%). Ook een langdurig laag inkomen komt bij hen het vaakst voor. Bij huishoudens met een Antilliaanse hoofdkostwinner lag het armoederisico op een kwart, met een Turkse hoofdkostwinner was het 22% en van Surinaamse afkomst was het 18%.
- Kinderen in vluchtelingengezinnen
Van de meeste kinderen in armoede werken de ouders
Hoewel kinderen met werkende ouders minder kans hebben om in armoede op te groeien, hebben de meeste kinderen die in armoede opgroeien werkende ouders. Van de werkende bevolking maakte in 2016 2,8% (203.000 personen) deel uit van een huishouden met een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Vanaf het piekjaar 2013, toen nog bijna 250.000 werkenden een laag inkomen hadden (3,5%), daalde het aantal elk jaar verder. Werken biedt dus geen garantie om uit de armoede te ontsnappen. De groep van gezinnen met werkende ouders valt vaak buiten het armoedebeleid en inkomensafhankelijke regelingen. De Sociaal Economische Raad beveelt aan om armoedebeleid ook te richten op arme kinderen met werkende ouders, zeker als armoede zich langdurig voor doet (SER, 2017).
Nieuwsuur ging op bezoek bij Alex, Jolande en Khadija, die ondanks dat ze werken elke euro moeten omdraaien en continu de dreiging van geldtekorten ervaren. Bekijk hier het video-item: